De Eerste Kamer heeft een voorstel aangenomen om de cassatierechtspraak te versterken (32 576). Dat heeft ook consequenties voor de cassatiedagvaarding.
In het wetsvoorstel worden speciale eisen gesteld aan advocaten die bij de Hoge Raad mogen procederen. Het gaat daarbij vooral om regels inzake vakbekwaamheid, zoals toetredingseisen, permanente eisen van scholing en praktijk, vooral op het gebied van procesrecht. In de wetgeving is een overgangsregeling opgenomen van twee jaar voor advocaten die kantoor houden in het arrondissement ’s-Gravenhage. In de Wet op de rechterlijke organisatie (art. 80a) zullen twee gronden voor niet-ontvankelijkheid worden opgenomen, namelijk klaarblijkelijk onvoldoende belang bij een uitspraak in cassatie of omdat klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
Voor de gerechtsdeurwaarders en advocaten is van belang dat in een cassatiedagvaarding geen woonplaats meer gekozen hoeft te worden in de gemeente ‘s-Gravenhage. Als de eiser of verweerder in cassatie geen woonplaats kiest bij de door hem aangewezen advocaat, volstaat een woonplaatskeuze in Nederland. De woonplaatskeuze hoeft niet langer binnen de gemeente Den Haag te zijn. Het betreft een wijziging van art. 407 lid 4 en 409 lid 3 Rv.
Wanneer de wetswijziging ingaat is op dit moment nog niet bekend.