De kantonrechter in Rotterdam heeft onlangs in een huurzaak zowel de incassokosten als de proceskosten afgewezen. Het betreft een vordering van de woningbouwvereniging van minder dan een maand. Gelet op de verhouding tussen de (verhoogde) griffierechten en de vordering wordt van de eiser een meer serieuze afweging verwacht over het aanspannen van een gerechtelijke procedure.
Eiser heeft met de debiteur een betalingsregeling gesloten, waarbij binnen één maand en in een tweede regeling binnen twee maanden, de achterstand zal worden ingelopen. Hieraan is niet voldaan. De kantonrechter laat in zijn beslissing een aantal factoren meewegen. Zo gaat het om een kleine vordering ( € 392,-) die niet verder is opgelopen, de debiteuren hebben kenbaar gemaakt dat zij in financiële problemen verkeren en dat zij willen betalen (maar niet in het voorgestelde tempo) en tot slot is er daadwerkelijk ingelopen op de vordering. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de eiser onder deze omstandigheden toch verlangt dat de vordering op zo’n korte termijn wordt betaald. Eiser heeft onvoldoende getracht om een gerechtelijke procedure te voorkomen.
Opvallend aan de uitspraak is dat de rechter hier de verhoging van de griffierechten gebruikt in zijn motivering om de proceskosten af te wijzen. Daarnaast gaat hij wel erg op de stoel van de eiser en zijn gemachtigde zitten als het gaat om de invulling van de betalingsregeling.
Voor de volledige uitspraak: LJN: BV7067.