Kabinet houdt zich bij financiering rechtspraak niet aan de wet

Het kabinet houdt zich niet aan de Wet op de rechterlijke organisatie. Volgens deze wet moet zoveel geld als objectief nodig is voor goede rechtspraak terbeschikking worden gesteld. Het feit dat dit niet gebeurt is niet alleen in strijd met de wet, het tast ook de rechterlijke en institutionele onafhankelijkheid aan.

Dat concluderen Kees Sterk en Frans van Dijk, respectievelijk lid van de Raad voor de rechtspraak en directeur van het Bureau van de Raad, in een artikelU verlaat Rechtspraak.nl dat vandaag is gepubliceerd in het NJB.  
Het huidige financieringssysteem bestaat sinds 2002. Besloten werd toen dat de financiering van rechtszaken onttrokken moest worden aan het politieke proces. De Rechtspraak is een onafhankelijke staatsmacht en mag voor haar middelen niet afhankelijk zijn van de andere staatsmachten, was de gedachte. Via een objectief systeem moest voortaan worden bepaald hoeveel geld de Rechtspraak nodig heeft, waarbij prikkels tot doelmatig en effectief werken werden ingebouwd.       

Economische crisis

Sterk en Van Dijk constateren dat tot 2010 het systeem ‘redelijk’ werd nageleefd. Sinds 2010 is dit echter niet meer het geval. Sinds de start van de economische crisis kijkt de minister van Veiligheid en Justitie niet meer naar wat er nodig is voor goede rechtspraak, maar naar hoeveel geld er is (de begroting van de Rechtspraak vormt een apart onderdeel van V en J).  Kenmerkend hiervoor is dat de Rechtspraak algemene kortingen kreeg opgelegd. Hierdoor kunnen rechters niet meer de tijd en aandacht besteden aan rechtszaken die zij nodig achten.

Vernieuwing

Een tweede probleem is dat het huidige systeem niet voorziet in middelen voor vernieuwing, constateren Sterk en Van Dijk. De herziening van de gerechtelijke kaart in 2013, waardoor het aantal gerechten werd verminderd, legde een groot beslag op mensen en middelen. Datzelfde is nu het geval bij het moderniseringsprogramma Kwaliteit en Innovatie. Doordat er niet voldoende middelen zijn, staat de kwaliteit van rechtspraak onder druk.

Nieuwe wetten

Een derde probleem is dat het systeem onvoldoende rekening houdt met nieuwe wetgeving. De invoering, bijvoorbeeld, van meer spreekrecht voor slachtoffers, leidt direct tot een langere duur van rechtszaken. Extra middelen als gevolg van nieuwe wetten komen pas aan de orde als er afspraken moeten worden gemaakt over een nieuwe, 3-jaarlijkse prijsperiode. Sterk en Van Dijk pleiten ervoor dat het kabinet bij besluitvorming over een nieuwe wet meteen vaststelt hoeveel middelen de Rechtspraak erbij moet krijgen. Dit voorkomt geruzie bij het begin van de nieuwe prijsperiode. 

Wet naleven

Het feit dat het budget van V en J leidend is geworden bij de financiering van rechtspraak (ook de Algemene Rekenkamer concludeerde dit recent) is volgens de auteurs van het NJB-artikel het grootste probleem. Dit kan worden opgelost doordat de minister voortaan wél de wet gaat naleven. Sterk en Van Dijk noemen ook de mogelijkheid de Rechtspraak voortaan een niet-departementale begroting te geven (college in de zin van de Comptabiliteitswet 2016). Problemen op de begroting van V en J hebben dan geen invloed meer op de Rechtspraak. Ook moet de Rechtspraak de financiële ruimte krijgen om vernieuwingen door te kunnen voeren: alleen dan kan ‘de Rechtspraak haar richtinggevende rol in een steeds complexere samenleving vervullen’.

(bron: rechtspraak.nl)